11 APRIL 1924. 489 HOOFDSTUK XII. BELASTINGEN. Volgnummer 555. Uitkeering aan het Rijk van hei aandeel in de kwade posten, wegens de directe belastingen. De heer APPELBOOM wijst er op, dat deze post te hoog geraamd is. In de nota van wijzigingen is dan ook een lagere post voorgesteld. Spr. vraagt, of deze verminde ring hier thans niet moet worden vastgelegd. De VOORZITTER antwoordt, dat na afhandeling van de begrooting de nota van wijzigingen behandeld zal worden. Deze post wordt met inachtneming van de daarin aan te brengen wijziging goedgekeurd. Volgnummer 544. 50/ioo opcenten op hoofdsom personeele belasting. De heer HAALMAN heeft op verlaging van deze op centen aangedrongen, doch hij heeft daarop geen antwoord gekregen. Spr. meent voldoende de redenen uiteengezet te hebben, waarom hij verlaging gewenscht acht. Spr. zal hierop dus niet nader ingaan. De heer PELSTER verklaart de noodzakelijkheid van verlaging niet te hebben ingezien. De heer HAALMAN merkt op, dat de huurwaarde den voornaamsten grondslag voor de personeele belasting vormt, In de tegenwoordige tijden overtreffen de huren echter dik wijls de draagkracht der huurders, hetgeen ten gevolge heeft, dat ook de personeele belasting te hoog is. Eenige jaren geleden werd de progressie bij de opcenten dezer belasting door den Raad verhoogd, ten einde rekening te houden met de verschillende financieele draagkracht der ingezetenen. In

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 489