510 3 MEI 1924. Het schoolbestuur vraagt thans voor hare gewone lagere school aan de St. Janstraat de vergoeding voor twee boven tallige leerkrachten, gedurende een voljaar. Wijl wij hier te doen hebben met eene geheel nieuwop- gerichte school zal aan de hand van art. 100 der Lager- Onderwijswet zijn na te gaan, of de gemeente aan een of meer van hare overeenkomstige openbare scholen over het jaar 1922 leerkrachten heeft gehad, wier wedden niet door het Rijk zijn vergoed. Dit is niet het geval geweest, zoodat het betrokken school bestuur over 1922 niet voor gemeentelijke vergoeding in aanmerking kan komen. Wij hebben de eer U derhalve in overweging te geven le. aan de bijzondere schoolbesturen over het dienstjaar 1921 de vergoeding toe te kennen als in den aanhef van dit schrijven onder a, b en c is vermeld 2e. over het dienstjaar 1922 toe te kennen de volgende vergoedingen M. U. L. O. school Bouwerijstraatf 2362.50 Catharinastraat6609.70 G. L.O. Oude Vest2458.31 3e. afwijzend te beschikken op de aanvrage van het be stuur der school voor G. L. O. aan de St. Janstraat, om toekenning van gemeentelijke vergoeding over het dienstjaar 1922." De VOORZITTER brengt in herinnering, dat de be handeling van dit voorstel de vorige maal is aangehouden in verband met bezwaren door den heer Van Luijtelaar daartegen ontwikkeld. De heer Van Luijtelaar heeft deze bezwaren in een nota vastgelegd, welke dezer dagen bij Burgemeester en Wethouders is ingekomen en thans bij dat College in onderzoek is. Daar bedoelde nota slechts bezwaren inhoudt tegen twee uitkeeringen, n. 1. die aan de scholen Bouwerijstraat en St. Janstraat betreffende 1922, komt het Spr. voor, dat de andere kunnen worden afgedaan. Spr. stelt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 510