3 MEI 1924. 517 Spr. ervan overtuigd, dat er wel iets moet gebeuren. Hij vindt het voorgestelde crediet evenwel te hoog in verband met de flnancieele lasten, welke op de gemeente drukken, en is van oordeel, dat de kosten van deze verbouwing in totaal een bedrag van f 130.000.niet mogen te boven gaan. Ook is Spr. er tegen om het ontwerpen van een plan aan slechts één architect op te dragenhij zou nog een architect willen uitnoodigen tot het ontwerpen van een plan. De heer KLUFT kan zich met de zienswijze van den heer Korteweg, met betrekking tot het uitnoodigen van meer architecten, niet vereenigen. Het geldt hier immers in hoofdzaak een verbouw. Al zou men een plan krijgen van den besten architect, dan zouden Burgemeester en Wethou- ders, die dagelijks in het Stadhuis verkeeren, daarin toch practische wijzigingen aanbrengen. Wanneer men nu 3 a 4 plannen kreeg, ieder op zijn beurt weer door Burgemeester en Wethouders gewijzigd, dan zou men op het laatst niet meer weten welk men moest goedkeuren. Bovendien zou zulks meerdere kosten en veel tijd vorderen. Wanneer het mogelijk is, den gemeente-architect een plan voor de ver bouwing te laten maken, dan kan Spr. zich daarmede ver eenigen, hoewel hij niet gelooft, dat men dan zooveel goedkooper uit zal zijn. Spr. kan echter volkomen begrijpen, dat er stemmen opgaan om dit werk zelf uit te voeren. Ook den heer ZIJLMANS lacht het plan toe om den Directeur van Openbare Werken met het werk te belasten. Doch zal men dan niet in moeilijkheden komen met het legaat-O u k o o p Want, wanneer de Raad nu weer op dracht geeft aan den Directeur of aan een anderen architect, dan zal dat veel vertraging geven en zullen de plannen misschien niet tijdig gereed kunnen zijn. De Raad staat nu eenmaal voor een „fait accompli." Spr. had gedacht, dat Burgemeester en Wethouders vroeger met de plannen zouden zijn gekomen. De teekeningen hebben wel ter inzage gelegen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 517