518 3 MEI 1924. doch Spr. acht geen der raadsleden competent daarin ver anderingen voor te stellen. De keuze van Burgemeester en Wethouders is gevallen op een bekwaam architectte dien opzichte kan de Raad dus gerust zijn. Volgens Spr. rest den Raad dan ook geen andere keus, dan het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen, maar hij wenscht hieraan uitdrukkelijk de voorwaarde te verbinden, dat, al vorens de aanbesteding plaats heeft, bestek en teekeningen aan den Raad ter goedkeuring worden aangeboden. Spr. vraagt in dit verband, met welk recht Burgemeester en Wethouders in den laatsten tijd van die goede gewoonte zijn afgeweken. Spr. kan zich geen raadsbesluit herinneren, waarbij Burgemeester en Wethouders van die verplichting zijn ontheven. Wat nu betreft de som, vraagt Spr., of men niet een bepaald cijfer kan vaststellen, dat men voor de verbouwing besteden wil. Hetzelfde zou Spr. ten opzichte van het honorarium van den architect willen doen. Den heer ELICH zou het spijten, waar de gemeente een bekwamen directeur van Openbare Werken bezit, wanneer dit werk aan een anderen architect werd opgedragen. Spr. geeft derhalve in overweging, den Directeur van Openbare Werken het ontwerpen van een plan op te dragen. De heer CERUTTI heeft het aanvankelijk ook betreurd, dat dit werk niet aan den Directeur van Openbare Werken is opgedragen, echter niet alleen uit een economisch oog punt. Wanneer het denkbeeld van den heer Korteweg, om meer architecten te hooren, wordt uitgevoerd, dan zal men een jury moeten instellen, die de verschillende plannen zal hebben te beoordeelen. Een en ander zal een groote stagnatie veroorzaken. In dit verband zou Spr. willen vragen, of een opdracht aan den Directeur van Openbare Werken mogelijk zou zijn, zonder dat stagnatie intreedt en zonder dat uitbreiding van personeel bij dien dienst behoeft plaats te hebben.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 518