3 MEI 1924.
519
De heer BOGMANS vraagt, waarom een architect van
buiten de gemeente is genomen. Wanneer de Directeur van
Openbare Werken voor dit werk niet bekwaam genoeg is,
waarom heeft men zich dan niet tot de Bredasche architecten
bepaald? De heer Hanrath heeft alleen naam gemaakt
door het Kasteel van Helmond om te bouwen tot stadhuis.
Laat men de Bredasche architecten ook in de gelegenheid
stellen naam te maken met de verbouwing van het raadhuis.
Spr. is er dan ook voor, om, wanneer dit werk niet aan
den Directeur van Openbare Werken wordt opgedragen,
een Bredaasch architect daarmee te belasten. Men moet eerst
aan zijn eigen menschen denken.
De VOORZITTER wijst er op, dat er tweeërlei bezwaren
zijn ontwikkeld, n. 1. ten aanzien van den persoon en ten
opzichte van de financiën. Betrekkelijk het voorgelegde plan
zijn geen bezwaren geopperdmen heeft de bekwaamheid
van den maker erkend. Spr. gelooft ook, dat hier iets ver
kregen kan worden, waar Breda trotsch op kan zijn, al is
het dan niet van een omvang als Den Haag voornemens is
op het Alexanderveld te bouwen en Rotterdam aan den
Coolsingel heeft opgericht. Wij staan hier voor een belang
rijke vraag, welker beteekenis men niet moet onderschatten,
n. 1. hoe een gebouw, dat absoluut onvoldoende is, afdoende
is te verbeteren, terwijl de financieele toestand zeer nijpend
is. De toestand, waarin het gebouw zich bevindt, is inder
daad allertreurigst. Nu zegt de heer Korteweg wel, wan
neer het legaat ons niet dwong, dan zou deze verbouwing
nog niet ter hand genomen zijndat is misschien juist, maar
dan hadden wij ons nog langer in dezen treurigen toestand
moeten schikken. De tijd is echter thans gekomen om vreug
devol de kwade ledematen van dit gebouw af te kappen.
Daarbij heeft Burgemeester en Wethouders inderdaad ernstig
beziggehouden de vraag, of onze eigen dienst van Publieke
Werken met dat werk kon worden belast, een vraag, welke
na rijp beraad ontkennend moest worden beantwoord. Voor