536
3 MEI 1924.
het ten zeerste zou betreuren, wanneer fatsoenlijke arbeiders
terecht zouden moeten komen bij de armbesturen.
Op het oogenblik arbeiden er nog 87 werkloozen bij de
werkverschaffing onder Chaam. Maar, hoelang zal dat nog
duren? En dan is het nog de vraag, of al die menschen
later in den Belcrumpolder te werk zullen kunnen worden
gesteld. Spr. vraagt zich af, of het College eigenlijk wel goed
heeft nagedacht over wat het gaat beginnen. Spr. ziet de
noodzakelijkheid niet in om thans de steunregeling stop te
zetten. Brengt het nu zooveel kosten mede, vraagt Spr., om
de bestaande regeling voor 8 menschen voort te zetten?
Zooeven nog heeft de Voorzitter bij de behandeling van
het voorstel tot verbouwing van het Stadhuis verklaard, dat
men op een 20 a 30 duizend gulden meer of minder niet
moet zien. Welnu, waarom zouden dan in dit geval eenige
meerdere kosten zooveel bezwaar opleveren? Men mag die
menschen toch niet aan de ellende ten prooi stellenSpr. is
er dan ook voor om de steunregeling nog eenigen tijd te
laten voortbestaan en doet daartoe een beroep op den Raad.
De heer MOLL antwoordt den heer Cohen, dat de
50 man, die gisteren bij de Kwatta-fabriek zijn ontslagen,
voor een groot deel niet in Breda woonachtig zijn. Wat de
overigen betreft, zij zullen onmiddellijk steun trekken uit de
werkloozenkassen. Van de werkloozen, die in België te werk
zijn gesteld en van wie wordt beweerd, dat zij het daar zoo
slecht hebben, is er tot dusver slechts één teruggekomen.
Voorts zegt Spr., dat het niet in de bedoeling ligt om
degenen, die niet voor het werk op de hei geschikt zijn,
geheel van steunverleening uit te sluiten; zij zullen in het
genot van garantie-loon worden gesteld. Het voorstel tot
stopzetting is in de commissie van advies, waarin toch ook
drie vertegenwoordigers van vakcentralen zitting hebben, van
alle kanten bekeken, doch men was algemeen van oordeel,
dat het toch niet aanging om voor 8 menschen de steunre
geling voort te zetten. In den Belcrumpolder zullen 30 a 40