542
19 MEI 1924.
Afwezig: mevrouw M. NEVE-REINTJES en de heer
Jhr. Mr. L. J. M. VAN SASSE VAN YSSELT.
Voorzitter: de heer Mr. Dr. W. G. A. VAN SONS-
BEECK, burgemeester.
Secretaris: de heer H. H. JONKERGOUW.
De VOORZITTER opent de vergadering en stelt aan
de orde:
1. Bespreking uitvoering van de plannen tot verbouwing
van het Stadhuis, naar aanleiding van de volgende nota van
Burgemeester en Wethouders:
„Toen in de raadsvergadering van 3 Mei j. 1. besloten werd
om den directeur van openbare werken op te dragen een
plan te ontwerpen voor den Stadhuisbouw naast het dezerzijds
overgelegde, had de gelegenheid ontbroken ter zake van dit
niet voorziene besluit van prae-advies te dienen.
Wij hebben thans, ons aan het raadsbesluit houdende,
onderzocht of aan den wensch van den raad gevolg kan
worden gegeven, zonder dat daaraan voor de gemeente be
langrijke bezwaren zijn verbonden.
Ook uit de behandeling van de aangelegenheid in Uw
raad is gebleken, dat naar Uw inzien geenerlei gevaar mag
worden geloopen, dat het legaat, voor de verbouwing be
stemd, niet goed en tijdig zal worden aangewend. Bij ons
voorstel was met die omstandigheid rekening gehouden en
leidde een tijdsberekening tot gunstige conclusie. Conferenties
met den directeur van openbare werken, waarbij bleek, dat
bij hem nog geenerlei vast denkbeeld omtrent een plan be
stond, en die niet voldoende zekerheid schenen te geven voor
een tijdige behandeling, hebben geleid tot eene briefwisseling.
Daaruit blijkt, dat de directeur aan de opdracht meent