i9 MEI 1924.
545
Zonder verdere bedenkingen en zonder hoofdelijke
stemming wordt het voorstel van Burgemeester en
Wethouders daarop aangenomen.
De heer HAALMAN wenscht aanteekening in de notulen,
dat hij tegen dit voorstel is.
Rondvraag.
1. De heer CERUTT1 zegt het volgende:
Sedert September van het vorig jaar heb ik het twijfel
achtige voorrecht het oudste raadslid in jaren te zijn en van
tijd tot tijd doen zich gelegenheden voor, waarbij ik als
zoodanig de aangewezene ben om namens den Raad op te
treden.
Wanneer ik me nu veroorloof de volgende opmerking te
gaan maken, dan ben ik er zeker van, het gevoelen uit te
spreken van den Raad.
In de plaatselijke bladen hebben we kunnen lezen, dat op
30 April j. 1. ter inleiding van de werkzaamheden in den
Belcrumpolder, op plechtige wijze de eerste spade in den
grond is gestoken aan welke plechtige handeling de noodige
luister was bijgezet. De directie-keet was feestelijk versierd,
verschillende toespraken" werden gehouden en blijkens de
fotogalerij, geplaatst aan den voorgevel van de redactiebu-
reaux van het Dagblad van Noord-Brabant, zijn de gewich
tigste oogenblikken van die plechtige handeling op de ge
voelige plaat vereeuwigd, zooals: de aankomst van de
autoriteiten op het feestterrein, de autoriteiten met de ge-
noodigden vóór, tijdens en na afloop van de plechtigheid,
enz. enz.
Nu meenen wij, dat in de eerste plaats toch, tot bijwoning
van die plechtige handeling, hadden behooren te zijn uitge-
noodigd de leden van den Gemeenteraad, gevormd als Col
lege, vertegenwoordigende de burgerij van Breda.
Zulks niet geschied zijnde, acht ik een gemis aan differentie