5 JUNI 1924.
559
zoeken en doen zij hun inkoopen in Tilburg. Voorts zegt
Spr. te gelooven, dat het besluit op zich zelf ook niet juist
is geweest. Naar aanleiding van een van de vele ingezonden
stukken in de plaatselijke bladen over deze aangelegenheid,
waarin de inzender Spr. de vraag stelde, wat hij (Haaiman)
zelf wel zou doen, wanneer hij een dergelijke concurrentie
als die der autobussen in zijn zaken ondervond, merkt Spr.
op, dat hij dan zelf zou trachten die concurrentie zoo goed
mogelijk het hoofd te biedenals een bedrijf goed geoutilleerd
is behoeft men geen concurrentie te vreezen. Wat Burgemeester
en Wethouders thans hebben gedaan, is misbruik maken
van macht. Spr. zou concurrentie in zaken op een dergelijke
wijze ook niet kunnen bestrijden; het gemeentebestuur echter
bezit de macht daartoe. Spr. s motie draagt Burgemeester
en Wethouders op, de belemmerende bepalingen althans te
verzachten. En hoewel Spr. daarmede dus erkent, dat het
verkeer behoorlijk geregeld moet worden, acht hij het onjuist
om den autobussen het rijden door de binnenstad te verbie
den. Men kan zich daarbij niet beroepen op het verkeer,
want er rijden thans nog dagelijks vele voertuigen door de
straten van de binnenstad, die veel meer hinder voor het
verkeer opleveren, ja zelfs schade toebrengen aan de huizen,
n. 1. de zware vrachtauto's. Eén zoo'n vrachtauto berokkent
meer schade dan 25 autobussen. Het schijnt trouwens, dat
men, wat het verkeer betreft, hier wel wat al te bang is
voor een beetje drukte. Hoe zou men het b. v. op het
Beursplein te Rotterdam waar heel wat meer verkeer is
moeten stellen, indien men daar ook zoo bang was uitgevallen
Een druk verkeer is dan ook niet erg, als het maar goed
geregeld wordt. En wat elders te dien opzichte mogelijk is,
is dat ook hier. Ongelukken kan men helaas nu eenmaal
niet altijd voorkomen. Spr. meent dus, dat er voor den Raad
alle aanleiding bestaat om zijn motie aan te nemen. Hij
wacht dan ook met vertrouwen diens uitspraak af.
De VOORZITTER begint met toe te lichten, hoe Bur-