5 JUNI 1924.
567
De heer APPELBOOM zegt, met dat verzoek niet den
bloei van die onderneming op het oog te hebben, doch het
belang van het publiek. Spr. vraagt ook om een bus over
den Haagdijk te doen rijden.
De heer ZIJLMANS vraagt, of er al ongelukken gebeurd
zijn tijdens het rijden van de autobussen door de binnenstad.
De VOORZITTER: Dat zou moeten worden nagegaan.
De heer HAALMAN wenscht zijn motie direct in stem
ming te zien gebracht. De bedoeling van de verzachting
der bepalingen is, dat door Burgemeester en Wethouders
een oplossing wordt gezocht in de lijn, welke het adres
aangeeft.
De heer SPEYART VAN WOERDEN wijst er op, dat
de kwestie van het Kasteelplein, welke toch ook hierbij bé
trokken is, op die manier er buiten zou blijven.
De heer HAALMAN wijzigt zijn motie daarop zoodanig,
dat het slot luidt: „verzoekt Burgemeester en Wethouders,
ten spoedigste te onderzoeken, of de beperkende bepalingen
belangrijk kunnen worden verzacht, en gaat over tot de
orde van den dag."
De VOORZITTER deelt mede, dat Burgemeester en
Wethouders de aldus gewijzigde motie overnemen.
Hiermede zijn de discussies over deze aangelegen
heid geëindigd.
11. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, daarbij
ter vaststelling aanbiedende de rekening van het tijdelijk
Trambedrijf over het dienstjaar 1923, vergezeld van de
daarbij behoorende bescheiden,