578 5 JUNI 1924. „daarover met het Staatsboschbeheer te verstaan en gaat „over tot de orde van den dag." De heer CERUTTI vraagt, of het in de bedoeling ligt, deze motie in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om prae-advies, zoo niet, dan zou Spr. met de be handeling ervan willen wachten tot de heer Moll weder aanwezig is. De VOORZITTER antwoordt, dat men de behandeling van deze aangelegenheid zou kunnen uitstellen, doch zulks brengt kosten mede voor de gemeente. Spr. zal eenige nadere gegevens mededeelen over den stand van de werkloosheid hier ter stede; zij zijn van de allerlaatste dagen. Er zijn hier 266 werkzoekenden, wat geenszins wil zeggen 266 in nood verkeerenden. Dit is geen groot getal, het is integendeel zeer normaal. Het aantal werkzoekenden is sinds verleden jaar zeer gedaald; het bedraagt thans de helft. Dit duidt er op, dat van een crisistoestand niet meer kan worden ge sproken. In het zooeven door Spr. genoemd getal zijn ook begrepen de 50 ontslagen Kwatta-arbeiders, van wie de heer Cohen hier onlangs sprak en die hoogstwaarschijnlijk weer bij de Kwatta-fabriek kunnen worden geplaatst. Men staat dus nu voor het geval, of men voor een klein aantal menschen de werkverschaffing, waarvan de resultaten niet eens ten bate van de gemeente komen, moet voortzetten. Er zijn daarbij thans niet meer dan 69 menschen werkzaam. Gaat men nu nader onderzoeken, dan blijkt volgens den Directeur van den Dienst, dat daaronder slechts 12 crisis- werkloozen voorkomen. Van die 69 zullen er dezer dagen 20 a 30 naar den Belcrumpolder worden overgeplaatst. Moet men nu voor een handvol menschen zoo'n kostbare regeling in werking houden? En zulks terwijl er ook andere inwoners zijn, die evenzeer in behoeftige omstandigheden verkeeren en niet of geheel anders gesteund worden. Dat zou immers een onrechtmatige bevoorrechting zijnSpr. haalt in dit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 578