5 JUNI 1924. 585 De VOORZITTER: Die vloeien spoedig geleidelijk af. Men moet met bedeeling vanwege de gemeente uiterst voor zichtig zijn en een grondige selectie maken, ook betreffende de personen. Want het komt in meerdere gevallen voor, dat het verdiende geld niet in zijn geheel thuis gebracht wordt; Burgemeester en Wethouders hebben daarvan de bewijzen. De heer COHENDat is geen motief voor stopzetting De VOORZITTER: Dat is zoo, maar het is toch onze plicht daarop te wijzen. Voorts vestigt Spr. de aandacht op het feit, dat van het toegestane crediet ad f 22.000 reeds f 16.000 is verbruikt, ongeacht den toeslag voor de aan nemers in den Belcrumpolder. De heer KORTEWEG merkt op, dat in het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot stopzetting van de steunregeling d.d. 28 April j. 1. wordt gezegd, dat het in de bedoeling ligt de gelegenheid tot werkverschaffing te Chaam nog eenigen tijd voort te zetten. Het bevreemdt Spr. derhalve ten zeerste, dat Burgemeester en Wethouders nu al met een voorstel tot opheffing komen. De heer SCHRAUWEN is de meening toegedaan, dat de opvatting, als zou de werkverschaffing alleen ten voordeele komen van het Staatsboschbedrijf, niet geheel juist is. Want, wat heeft Breda niet te danken aan de omringende bosschen Zonder die bosschen zou Breda niets zijn. De VOORZITTER vindt, dat de heer Schrauwen een gevaarlijke theorie verkondigt. Volgens deze zou Breda verplicht zijn de omliggende bosschen in stand te houden. Dan kan straks de Houtvester wel komen om de gemeente te verzoeken steeds voor arbeiders te zorgen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 585