24 JUNI 1924.
613
De VOORZITTER: Omdat zij op te gevorderden leeftijd
waren.
De heer KLUFT: Dat is niet waar! Zij waren 41 a 42
jaar toen zij in dienst kwamen.
De heer PELSTER leest een lijstje voor, waaruit blijkt,
dat al degenen, die thans een levenslange uitkeering krijgen,
50 jaar of daarboven waren toen zij in gemeentedienst
kwamen.
De heer KLUFTDan had men ze niet moeten aanne
men! Spr. vindt echter, dat een man van 50 jaar nog in
de kracht van zijn leven is.
De heer MOLL zegt, dat de heer Pel ster het verloop
van de zaak in de commissie van overleg volkomen juist
heeft weergegeven. Het betrof hier echter niet een denkbeeld,
maar een concreet voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Om zulks te bewijzen, doet Spr. voorlezing van een schrijven
van Burgemeester en Wethouders aan de commissie voor
het georganiseerd overleg.
De VOORZITTERMen moet in dit geval geen bijzondere
beteekenis hechten aan het woord „voorstel". Hetgeen aan
de commissie van overleg wordt overgelegd, is nimmer een
positief voorstel; het kan immers altijd nog nader gewijzigd
worden. Slechts wat bij den Raad komt, is een voorstel;
hetgeen voorafgaat, dient ter voorbereiding daarvan.
De heer MOLLHet is wel degelijk een positief voorstel
geweest.
De heer ZIJLMANS zegt, dat, nadat de zaak uitvoerig
was besproken, men in de Gascommissie heeft getracht tot
een compromis te komen. Dat is niet gelukt. Spr. vond het