24 JUNI 1924. 623 „wenschte voor de leeraren der ambachtsschool en avond school voor ambachtslieden terugwerkende kracht tot 1 „Januari 1920. Hierop is toen dezerzijds niet ingegaan, omdat „zooals in het voorstel werd overwogen, „er niet de minste „aanleiding (bestond) om ten aanzien van de in dit voorstel „besproken categorie van ambtenaren (leeraren der ambachts school en avondschool voor ambachtslieden) eene andere „regeling te treffen". (Zie blz. 292 e. v. der gedrukte notulen „van 1921.) „Door Uwen Raad werd toen ook dit standpunt ingenomen, „zoodat aan het verzoek van den Minister niet werd voldaan. „Thans staat de zaak evenwel anders. Afgezien van de „vraag, of genoemde leeraren al dan niet gemeente-ambtenaar „zijn, is hier thans geen sprake geweest van een verzoek „van den Minister om over te gaan tot verhaal van pen sioensbijdragen, doch van een dringend voorschrift, waaraan „op straffe van verlies der rijksbijdrage moest worden voldaan. „Hierop moet thans de nadruk worden gelegd, waaruit dan „tevens voortvloeit, dat een beroep op het al of niet ge beente-ambtenaar zijn thans niet op zijn plaats is. „Bovendien zou men zich daarmede op een gevaarlijk „standpunt stellen, omdat men dan niet zou moeten blijven „stilstaan bij een der factoren der bezoldiging, het verhaal „der pensioensbijdragen, maar tevens zou men moeten onder- „zoeken de onderlinge verhoudingen der salarissen van het „personeel der ambachtsschool en der ambtenaren, welk „onderzoek wel eens tot een verrassend resultaat zou kunnen „voeren. „Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer U „in overweging te geven, afwijzend op dit verzoek te be schikken." De heer HORNIX brengt in herinnering, dat deze aan gelegenheid reeds ter sprake is gebracht in de raadsverga dering van 2 Mei 1923. Toen is gebleken, dat deze leeraren eigenlijk tweeslachtige ambtenaren zijn. En nu is het wel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 623