624
24 JUNI 1924.
eigenaardig, dat het College hen den eenen keer als rijks-
en den anderen keer als gemeente-ambtenaren beschouwt al
naar gelang het voordeel van de gemeente zulks medebrengt.
Er wordt ten opzichte van die ambtenaren met twee maten
gemeten. De argumentatie, in hun adres vervat, is van dien
aard, dat er geen speld is tusschen te steken. Desondanks
worden in het prae-advies door Burgemeester en Wethouders
op dezelfde spitsvondige wijze zijwegen bewandeld en wordt
er gechicaneerd zooals ook ten opzichte van het verzoek
van bijzondere scholen om vergoeding ex art. 100 der L. Q.-
wet is geschied. Ook Spr. werkt er gaarne aan mede om
de gemeente een voordeel te bezorgen, doch hij stelt zich
op het standpunt, dat recht en billijkheid vóór alles moet
gaan.
De heer KLUFT zegt, dat de Ambachtsschool, zooals zij
hier reilt en zeilt, een unicum is in Nederland. Vandaar, dat
zich soms de vraag voordoet, of de leeraren rijks- dan wel
gemeente-ambtenaren zijn. Wanneer zij rijksambtenaren zijn,
dan had de gemeente het nooit moeten goedvinden, dat door
hen over 1920 pensioenpremie werd betaald, maar dan be
hoort zij hun ook nu restitutie te verleenen. Spr. is het in
deze vrijwel eens met den heer H o r n i x. Het personeel
van Ambachtsscholen in andere gemeenten heeft de over
1920 gestorte premie ook terug ontvangen. Het lijkt Spr.
derhalve niet juist, dat een deel van de leeraren die gelden
terug krijgt en een ander deel niet. Men moet met gelijke
maten meten.
De heer NEVE sluit zich aan bij de vorige sprekers. De
Raad heeft zich in een vroegere vergadering neergelegd bij
een prae-advies, waarbij de leeraren van de Ambachtsschool
werden beschouwd als rijksambtenaren, derhalve is het niet
meer dan billijk, dat hun de over 1920 gestorte gelden worden
terugbetaald.