648 24 JUNI 1924. „leiding elkander leeren kennen en waardeeren, op „het zoo nuttig mogelijk gebruik van het onderwijzend „personeel en van de belangrijke hulpmiddelen der „Koninklijke Militaire Academie, op de beteekenis „van de groote sterkte voor de opleiding in de be velvoering, op het in het oog springend financieel „voordeel, aangezien de concentratie van nagenoeg „alle opleidingsinrichtingen niet alleen eene vermin- „dering van in gebruik zijnde gebouwen beteekent, „doch ook eene aanzienlijke besparing op het leeraars- „personeel en het hulppersoneel zal meebrengen, op „de mogelijkheid, die het stelsel biedt, dat zonder „eenig opleidingsbezwaar verlofsofficieren, die zulks „wenschen, overgaan naar de voortgezette opleiding „der beroepsofficieren. „De Raad van Breda zou de voordeelen van deze „regeling niet korter en beter kunnen uiteenzetten, „dan zooals zij zijn samengevat in bovenbedoelde „blijkbaar van deskundige en wel ingelichte zijde „afkomstige mededeeling. „Niet gering was dan ook de verwondering, toen „werd vernomen, dat het in het plan der Regeering „lag zoodanige concentratie niet te verwezenlijken „en nog grooter de teleurstelling toen aan het licht „trad, dat de voornemens zouden medebrengen het „verdwijnen van de te Breda gevestigde infanterie- „school voor verlofsofficieren en van het eerste stu diejaar der Koninklijke Militaire Academie. „Blijkens de berichien in de pers komen deze „plannen tot uiting in een wetsontwerp, dat zeer „spoedig Uw College zal bereiken en, hoewel over tuigd, dat de Staten Generaal deze voor een verre „toekomst hoogst belangrijke reorganisatie van het „militair onderwijs niet in overhaasting zal behandelen, „meent de Raad zijn plicht te doen, wanneer hij de „vrijheid neemt voor deze aangelegenheid reeds thans

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 648