650 24 JUNI 1924. „tiging is te stellen. „Voorts is met niet geringe bevreemding kennis „genomen van de verspreide opmerking, dat Breda „en omgeving ternauwernood voldoende oefenings- „terrein bieden. Het tegendeel wordt uit deskundige „kringen evenzeer vernomen, waarbij dan bijzondere „nadruk wordt gelegd op de aanwezigheid van „velerlei soort terrein, zoodat de oefeningen hier „elke eenzijdigheid missen. Breda bezit onmiddellijk „bij de kazernes, naar erkend wordt, zeer doelmatige „terreinen, waaromtrent de gemeente met opzet geen „pogingen tot overneming doet, wijl zij de aanwe zigheid van het garnizoen op prijs stelt en haar „plicht begrijpt mede te werken tot een behoorlijken „toestand voor militaire oefeningen. Slechts wordt „onderhandeld over een enkele kleine strook om aan „verkeerseischen beter te kunnen voldoen. Voorts „grenzen onmiddellijk aan het bebouwde Breda uit gestrekte terreinen, die een gordel vormen, voor „oefeningen van allerlei aard geschikt. Blijkens het „jaarverslag 1923 van de Houtvesterij „Breda" had „behalve het schietterrein in het Mastbosch, het „Departement van Oorlog van de gronden dier „Houtvesterij eene oppervlakte van ongeveer 717 „H. A. voor oefeningen in groot verband en voor „bereden wapens tot zijne beschikking, waar het „Departement vrijwel absolute vrijheid van handelen „heeft. Bovendien worden de tot de Houtvesterij „behoorende bosschen dagelijks door de troepen voor „grootere of kleinere oefeningen gebruikt. Daarbij „is het onmiddellijk aangrenzend Mastbosch grooten- „deels voor infanterieoefeningen beschikbaar en wordt „het doorkruist door wegen, die voor cavalerie en „artillerie open staan. „Waar de zaken zich aldus verhouden, moet de „Raad het vertrouwen hebben, dat indien om

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 650