1 AUGUSTUS 1924. 661 De heer VAN LUIJTELAAR: Wij hebben herhaaldelijk op behandeling van het beroepschrift aangedrongen en zelfs in verband hiermede op 2 Juli een spoedeischende raads vergadering verzocht. Met wat goeden wil had het advies der commissie dan ook nu wel ter kennis van Burgemeester en Wethouders kunnen zijn gebracht. Spr. is niet van zin zijn voorstel in te trekken. De VOORZITTER constateert, dat naast de gewone agenda, waarop zeer belangrijke punten voorkomen, dezer dagen van andere zijde een agenda is rondgezonden, ver meldende een punt, voorop te plaatsen, dat tot een zeer wijdloopige discussie aanleiding kan geven. Het is echter de vraag, of deze handelwijze wel de goede manier is, om de zaken af te doen. Spr. geeft toe, dat het kan voorkomen, dat raadsleden de een of andere aangelegenheid direct be handeld wenschen te zien, b. v. wanneer een ramp is geschied, doch daarvoor is hier geen reden. Het wekt vooral ver wondering, dat, terwijl van belanghebbende zijde, naar ge bleken is, geen prijs wordt gesteld op een urgente behan deling de heer Van Luijtelaar kan dat weten men uit een 8 a 1 O-tal bezwaarschriften juist datgene kiest om direct te behandelen, zelfs met passeeren van de monumenten commissie. Wat de heer Van Luijtelaar misschien niet weet is, dat dezer dagen een conferentie zal plaats hebben met belanghebbenden. Er is derhalve op het oogenblik alles voor te zeggen, om de behandeling van dit bezwaarschrift heden niet te doen plaats vinden. De vertraging, waarvan de heer Van Luijtelaar heeft gewaagd, is aan verschil lende omstandigheden te wijten, hetgeen moge blijken uit het volgende. Het verzoek van 2 Juli j. 1. tot het beleggen van een spoedeischende vergadering is door Spr. beantwoord met het volgend schrijven „In antwoord op het schrijven dd. 2 Juli j. 1. betreffende „spoedige behandeling van beroepsadressen in zake plaatsing „van gebouwen enz. op de lijst, bedoeld in art. 1 der Mo-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 661