1 AUGUSTUS 1924. 667 „niet werd voldaan of eerst gevolg werd gegeven, wanneer „de voor de vergadering gewenschte tijd verstreken was. „Nu kan het wel zijn, dat in voorkomende gevallen op „weerspannige burgemeesters, door hooger autoriteit, dwang- „middelen zijn toegepast, welke intusschen in de wet niet „zoo maar voor het grijpen liggen, doch dit neemt niet weg, „dat zij veelal eerst, wanneer het reeds te laat is, effect „zullen hebben." Ook Spr. heeft het zelf bij ondervinding, dat de Voorzitter een verzoek tot het bijeenroepen van een raadsvergadering eenvoudig naast zich heeft neergelegd. Spr. eindigt met de hoop uit te spreken, dat de Burgemeester voortaan gevolg zal geven aan de plicht hem door de wet opgelegd. De VOORZITTER zegt, dat veel van hetgeen de heer Haaiman heeft gezegd langs deze kwestie heengaat. Spr. heeft zich niet aan zijn plicht onttrokkende aanvraag om een raadszitting te beleggen is n. 1. niet genegeerd. Spr. heeft 'het verzoek beantwoord en de aanvragers tot een onderhoud uitgenoodigd om de afdoende bezwaren te doen vernemen, welke tegen de inwilliging van hun verzoek bestonden. Spr. heeft dus het verzoek wel met alle zorg behandeld. Spr. is dan ook op dit gebied gaarne zoo coulant mogelijk. Men zal echter verkeerd doen om deze aangelegenheid, die niet urgent is, vandaag nog te behandelen. A. s. Woensdag kan zulks evenmin geschieden, naar aangetoond werd. Spr. kan dan ook niet begrijpen, dat de heer Van Lu ij te la ar c. s. tegen alle argumenten in, hun zin willen doordrijven. Men vraagt zich afwaarom is het den heeren toch te doen Men degradeert de discussie over deze zaak tot een onernstig debat; Spr. zou haast zeggen: men wil er een relletje van maken. De heer VAN LUIJTELAAR moet daartegen ten sterkste protesteeren. Spr. en de zijnen hebben indertijd niet alleen de behandeling van dit ééne bezwaarschrift, maar ook van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 667