1 AUGUSTUS 1924.
669
De heer VAN GROENENDAEL: Wanneer dan wel?
De VOORZITTER: In een volgende vergadering, wan
neer het advies van de monumentencommissie is ingekomen
en de conferentie met belanghebbende achter den rug is.
Dan zijn we in het stadium, dat de zaak rijp is voor be
handeling in den Raad. Nu zouden we evenals bij de
kwestie omtrent het loco-burgemeesterschap maar einde-
looze debatten krijgen, die ten slotte op niets uitloopen. En
men kan toch niet zeggen, dat het met dat loco-burgemeester
schap, waartegen onnoodig lang werd geredeneerd, niet goed
is geloopen. Men moet dan ook eenig vertrouwen stellen in
het beleid van het College.
De heer KLUFT verzoekt den Voorzitter de vergadering
nogmaals te schorsen, ten einde de onderteekenaren van het
verzoek in de gelegenheid te stellen zich nog eens te beraden.
De heer HAALMAN moet zich daartegen ten sterkste
verzetten. De Raad kan nu wel in zijn geheel een beslissing
nemen.
De heer KLUFTEr zijn nog verscheidene leden, die
er niets van weten. Spr. handhaaft zijn verzoek.
De heer KORTEWEG begrijpt niet, hoe de Raad in
deze een beslissing zou kunnen nemen buiten de monumenten
commissie om. Maar er is nog iets anders. Wanneer het
Begijnhof eens niet beschouwd mocht worden als een monument
in den zin van de monumentenverordening, dan kan de
behandeling van punt 23 niet doorgaan.
De heer VAN LUIJTELAAR zegt, dat men de zaak niet
moet gaan vertroebelen: de bouw van de Sint Rosa-school
dient men in deze geheel te elimineeren. Wij hebben het