670
1 AUGUSTUS 1924.
nu alleen over het bezwaarschrift en Spr. wenscht, dat de
behandeling -daarvan thans aan de orde wordt gesteld.
De VOORZITTER acht zulks absoluut verkeerd. Wanneer
het voorstel van den heer Van Luijtelaar mocht worden
aartgenomen, dan zal Spr. de vergadering sluiten.
De heer APPELBOOM doet een tusschenvoorstel, n. 1.
om de zaak omstreeks half Augustus aan de orde te stellen.
De VOORZITTER: Ik kan alleen de toezegging doen,
dat de zaak ten spoedigste aan de orde zal worden gesteld
en liefst als ik terug ben, hetgeen vóór 1 September a. s.
het geval zal zijn.
De heer SCHRAUWEN Dan zijn er enkelen van ons niet
De heer HORNIX ziet zich verplicht om in verband met
het niet-uitschrijven van de gevraagde spoedvergadering en
dus uit respect voor het raadslidmaatschap voor het voorstel-
Van Luijtelaar c. s. te stemmen.
De VOORZITTER merkt nog op, dat dezelfde redenen,
die thans de behandeling onmogelijk maken, vroeger in nog
sterker mate aanwezig waren.
De heer SPEYART VAN WOERDEN wijst er op, dat
de zaak, waarom het hier gaat, ernstig vertroebeld is geworden.
Zulks blijkt ten duidelijkste uit de woorden van den heer
Hornix. Voorts zegt Spr., dat, waar de heer Pelster
den heer Van Luijtelaar c. s. gemis aan deferentie voor
de monumentencommissie verwijt, Spr. hen ook beschuldigt
van gemis aan deferentie tegenover de andere leden van
den Raad. Want wanneer de heer Schrauwen de toe
zegging van den Voorzitter, dat in elk geval vóór 1 September
de zaak aan de orde zal worden gesteld, beantwoordt met