1 AUGUSTUS 1924.
679
De VOORZITTER herhaalt, dat men in de gegeven
omstandigheden in zijn eischen niet zoo scherp kan zijn.
De heer KLUFT blijft op het maken van een verordening
als boven bedoeld aandringen.
Zonder verdere bedenkingen wordt besloten aan
adressant de gevraagde ontheffing toe te staan onder
de volgende voorwaarden
a. dat geen verandering worde gebracht in de
grenzen van het perceel;
b. dat op de overblijvende open ruimte niets
worde gebouwd of opgericht;
c. dat het pakhuis slechts ter diepte van 7.85 M.
achter den voorgevel worde opgetrokken tot
een hoogte van 3.50 M. en daarachter niet
hooger dan 2.50 M., zulks ter voorkoming
van verhindering van toetreding van licht en
lucht tot de gedeeltelijk naast het perceel
gelegen gang en de daarin staande woningen
d. dat het pakhuis niet van bestemming verandere
en nimmer geheel of gedeeltelijk als woning
worde ingericht of gebruikt;
e. dat ter voldoening aan art. 5 der Woningwet
de vereischte teekeningen, ingericht volgens
art. 105 der Bouwverordening, aan Burge
meester en Wethouders ter goedkeuring worden
aangeboden
dat, wanneer binnen drie maanden na de dag-
teekening van dit besluit van de verleende
ontheffing geen gebruik is gemaakt, de ver
gunning geacht wordt niet te zijn verleend;
en onder bepaling, dat, bij niet-vervulling van
een dezer voorwaarden, de verleende uitzon
dering vervalt.