68 22 FEBRUARI 1924. „waren in 1921 verbonden 44 leerkrachten voor 1455 kinderen, „of gemiddeld 33,07 kinderen per leerkracht. „De Diaconieschool Oude Vest had 121 leerlingen, gedeeld „door 33.07, maakt 3.6 of 4 leerkrachten. Deze 4 zijn door „het Rijk vergoed, zoodat de verdere boventallige leerkrachten „voor de gemeentelijke vergoeding buiten aanmerking blijven." Op het oogenblik is het zeer moeilijk om de verantwoor delijkheid op zich te nemen. Iedereen is het er over eens, dat de billijkheid moet worden betracht. Dat wenschen ook Burgemeester en Wethouders. Men schijnt ook niet in strijd te komen met de zienswijze van het bijzonder onderwijs in het algemeen, blijkens de afwezigheid van protesten tegen onze interpretatie in tal van plaatsen, waar gelijkelijk wordt gehandeld. Spr. acht het daarom absoluut noodzakelijk, dat de Kroon in de gelegenheid wordt gesteld in deze eene be slissing te nemen. Burgemeester en Wethouders zouden hun plicht hebben verzuimd, wanneer zij den Raad op deze zaak niet attent hadden gemaakt. Waarom zou men bij een der gelijk belangrijk geschil het geding niet zijn gewonen gang laten gaan. Daar kan toch niets tegen zijn. De heer VAN LUIJTELAAR zou zijn rechtsgevoel niet bevredigd achten, indien de Kroon de schoolbesturen niet in het gelijk stelde. In Juni 1922 is reeds over een vroeger jaar de vergoeding toegewezen op dezelfde wijze als thans is aangevraagd. Thans gaat het over het jaar 1921In December 1922 kende men echter de interpretatie nog niet, waarop Burgemeester en Wethouders zich thans beroepen. De ge meente is echter zelf de gangmaakster geweest. Hadden de openbare scholen geen boventallige leerkrachten gehad, dan zouden de schoolbesturen er thans niet om vragen. Door den Voorzitter zijn wel een aantal gemeenten genoemd, waar de vergoeding is berekend op de wijze als Burgemeester en Wethouders aangeven, maar er zijn ook tal van andere plaatsen, waar men zich aan de letter der wet gehouden heeft. De schoolbesturen hebben bovendien nog inlichtingen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 68