694 1 AUGUSTUS 1924. „naar aanleiding van de motie tot invoering der oude steun regeling en waarin ik o. m. het volgende aanhaal„Van „zelf kan nimmer vooraf worden vastgesteld, of de werk loosheid, die op het oogenblik als zeer normaal is te „beschouwen, zich binnenkort belangrijk zal uitbreiden, in „welk geval er bereids maatregelen dienen te worden genomen, „op welk standpunt ook de Commissie van de Arbeidsbeurs, „tevens Commissie van steunverleening en werkverschaffing, „zich steeds heeft geplaatst." „Nu het getal werkloozen nog steeds in een dalende lijn „gaat, de Arbeidsbeurs aan verschillende aanvragen om „arbeidskrachten zelf niet meer kan voldoen en de gemeente „Breda een belangrijk werk onder handen heeft, waarbij nog „verscheidene arbeiders zullen worden geplaatst, is het een „slecht gekozen tijdstip thans een nieuwe steunregeling in „te voeren. Door thans hiertoe over te gaan voor de in „beide adressen bedoelde arbeiders begaat men een groote „onbillijkheid ten opzichte van de werkloozen, die na den „termijn van 48 weken steun te hebben genoten, van verdere „steunverleening zijn uitgesloten, daar er onder de arbeiders, „die in de week van 24-29 Juni te Chaam werkzaam waren, „er toch zeker een 24-tal arbeiders zijn, die reeds veel langer „dan een jaar, eenerzijds steun hebben genoten, anderzijds „werkzaam zijn geweest bij de werkverschaffing. „Evenals dit geldt voor de steunverleening, bestaat er op „den duur gegronde vrees, dat de arbeiders door den langen „duur der werkverschaffing zich te veel aan den toestand „hebben aangepast en terecht wordt gevreesd, dat zij uit „eigen beweging niet voldoende moeite zullen doen om werk „te vinden. „Wanneer ik thans kom aan de behandeling van het adres „aan den Raad van den Bredaschen Bestuurdersbond, dan „zoude ik willen beginnen met een kleine toelichting te geven „omtrent de regeling der werkdagen bij de Gemeentelijke „Werkverschaffing, waarop het le gedeelte van het verzoek „betrekking heeft. Voor het 2e gedeelte refereer ik mij aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 694