1 AUGUSTUS 1924. 695 „het door mij uitgebrachte advies naar aanleiding van de „motie van den heer B. Cohen. Verder meen ik goed te „doen de gronden, neergelegd in de bij het verzoek be- „hoorende Memorie van toelichting niet te bespreken, den „inhoud daarvan geheel voor rekening latende van den steller. „Volgens de vastgestelde regeling werd tot nog toe bij „de gemeentelijke werkverschaffing op feestdagen niet ge arbeid en wegens gemis van loon werd een vergoeding „verstrekt van f 2. welke ook is uitbetaald op 29 Mei „j. 1„ Hemelvaartsdag. Aangezien door deze regeling vele „arbeiders minder ontvingen, dan wanneer zij werkten, is „door eenigen, onder wie een bestuurslid van den Centralen „Transportarbeidersbond, (verwacht mag worden, dat hij „een mandaat had van de overige arbeiders) aan den Bosch- „wachter verzocht, om, indien wederom wegens een feestdag „niet kon worden gewerkt, op een anderen dag te mogen „arbeiden, daar dit voor hen voordeeliger was. Dit verzoek „is door de Houtvesterij ingewilligd, zoodat in plaats van „den Tweeden Pinksterdag de daarop volgende Vrijdag als „werkdag is aangewezen. Ware dit verzoek niet gedaan, „dan zouden in de week van 9-14 Juni, evenals te voren, „de arbeiders 4 dagen gewerkt hebben. „Wel had de Raad in zijne zitting van 5 Juni t. v. besloten, „om wederom 5 dagen per week te doen werken, met welk „besluit de Heer Houtvester in de Houtvesterij „Breda" „bij schrijven van 10 Juni door U in kennis werd gesteld, „aangezien aan hem was de beoordeelinq, of dit besluit in „de gegeven omstandigheden kon worden uitgevoerd. „Voor zoover noodig laat ik den inhoud van genoemden „brief hier volgen „Hiermede hebben wij de eer U te berichten, dat ten gevolge van het Raadsbesluit dd. 5 Juni j, 1. in de werk verschaffing weder vijf dagen per week moet gewerkt worden. „Om den arbeiders gelegenheid te geven ander werk te „vinden, komt het ons doelmatig voor des Maandags niet, „doch daarentegen des Zaterdags den geheelen dag te laten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 695