698
1 AUGUSTUS 1924.
dit is door niemand tegengesproken, dat alle werklooze ar
beiders naar de werkverschaffing konden. Wie had dus
durven denken, dat reeds einde Juni de werkverschaffing
stopgezet zou worden. Toen was er dus niets meer om deze
arbeiders te helpen, dan het Burgerlijk Armbestuur of de
particuliere vereenigingen van weldadigheid. De eerste in
stelling betaalt slechts f 1.— per week, de andere doen geen
geldelijke uitkeeringen en hebben trouwens reeds de handen vol.
In de raadsvergadering van 24 Juni j. 1. werd naar aan
leiding van een motie van den heer Cohen besloten, de
steunregeling weer in te voeren, en m. i. zeer terecht. Thans
1 Augustus d. a. v. komen Burgemeester en Wethouders met
een voorstel om de steunregeling stop te zetten. Wat is er
sindsdien veranderd, dat men reeds morgen wil overgaan tot
deze stopzetting?
Burgemeester en Wethouders beroepen zich op het rapport
van den Directeur der Arbeidsbeurs en zeggen dan, dat naar
de meening van dien functionaris van een crisis in het een
of ander bedrijf niet kan worden gesproken. Ik stel daar
tegenover de meening van twee bekende figuren uit werk
geverskringen, de heeren Simon Maas en dr. Kortenhorst,
die voor eenige weken op een vergadering van den Werk-
loosheidsraad verklaarden, dat wel degelijk van een crisis
in de bedrijven moest worden gesproken.
Verder zeggen Burgemeester en Wethouders in hun prae-
advies, dat in het rapport van den Directeur zou worden
gezegd: „Het getal werkzoekenden was geenszins groot."
Dat is niet geheel juist. In het rapport van genoemden
Directeur lees ik o. m. het volgende:
„Een vergelijking met het jaar 1923 doet zien, dat op het
„oogenblik absoluut niet meer van een crisis in een of ander
„bedrijf hier ter plaatse kan worden gesproken. Ongetwijfeld
„is het getal ingeschreven werkzoekenden grooter dan in
„den tijd van de hoogconjunctuur, doch hierbij zij opgemerkt,
„dat veel meer dan vroeger van de Arbeidsbeurs wordt
„gebruik gemaakt en dat onder het getal werkzoekenden