6 18 JANUARI 1924. stelling, waarvoor ik ook hier gaarne mijn erkentelijkheid betuig. Reeds deed ik gevoelen, dat er m. i. thans minder dan bij vorige gelijke gelegenheden aanleiding is voor een terug blik. Ook mijn afscheidswoord aan den vorigen Raad op 24 Augustus j. 1., dat vrij uitvoerig in retrospectieve beschou wingen trad, versterkt die meening. Bovendien noopt de behandeling van de gemeentebegrooting, welke spoedig is tegemoet te zien, ertoe de gaarne verwachte, critisch op bouwende beschouwingen niet vóór te willen zijn. Het is eerder het moment den blik in de toekomst te slaan, verwachtingen te hebben en uit te spreken, welke inhouden met LI in 1924 veie zaken voor te bereiden en tot stand te brengen, die een gelukkig begin beteekenen van Uw vierjarige periode. Zij werd in September j. 1. zoo bij uitstek gunstig ingezet door een in allen deele geslaagde viering van het Koninklijk jubileum, eene viering begunstigd evenzeer door de zonne warmte boven ons hoofd als door gelukkige uitingen van enthousiasme in ons hart. De samenwerking van de burgerij daarbij ondervonden is een voorbode van onzen gezamen- lijken arbeid, waarbij tal van vraagstukken van zooveel nuchterder aard zijn op te lossen. En wie denkt dan niet aan de tegenwoordige moeilijkheden, waarvoor de werkloo- zenzorg ons stelt, aan de verbetering van woningtoestanden, aan goede financieele uitkomsten van onze gemeentelijke huishouding Werkverschaffing en steunverleening eischten in 1923 buitenmate sterk toegenomen sommen, de eerste driemaal zooveel als in 1922, de steunverleening viermaal het bedrag van dat jaar. Er zal naar wegen zijn te zoeken, waarlangs moreel en financieel betere en meer doeltreffende resultaten zijn te bereiken. De begrooting zal gelegenheid geven de cijfers onder de oogen te zien. Echter wil ik mij in dit ver band er niet van onthouden, de gelukkige ontwikkeling van de arbeidsbemiddeling te constateerenbij een niet veel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 6