704
1 AUGUSTUS 1924.
van 119.420,60. Wij zullen dus zeer zuinig moeten zijn,
om verdere verhooging der belasting te voorkomen.
Spr. leest nu voor de Katholieke voorstanders van het
voortduren der steunregeling een passage voor uit de
Encycliek „Rerum Novarum", waaruit blijkt, dat Paus Leo
XIII onder de zaken, die in den Staat voor alles den wel
stand waarborgen, ook noemt: matige belastingen. En ver
volgens leest Spr. uit die Encycliek het volgende voor„De
bovengenoemde voordeelen zullen echter, zooals klaarblijkelijk
is, niet worden verkregen, als de Staat den onderdanen zóó
hooge belastingen oplegt, dat het particulier eigendom daardoor
langzamerhand wordt verslonden. Het recht op persoonlijk
bezit, hetwelk een natuurrecht is, kan de Staat niet opheffen
hij kan alleen het gebruik van den eigendom regelen en dit
gebruik met de eischen van het openbaar belang in over
eenstemming brengen. Het druischt derhalve tegen recht en
billijkheid in, als de Staat zich een overgroot gedeelte van
het vermogen zijner onderdanen in den vorm van belastingen
toeëigent."
Hetgeen Leo XIII hier zegt ten aanzien van den Staat,
geldt ook voor de gemeente.
Voor de socialistische voorstanders van het voortduren
der steunregeling zal Spr. wat voorlezen uit „Het Volk".
In een artikel over „Bezuinigingsplicht" schrijft de Heer
Schaper„Indien een uitkeeringsstelsel aan werkloozen er
toe leidt, dat deze werkloozen met verzaking van hun plicht
geen moeite doen om werk te vinden en liefst teren op den
steun der gemeenschap, dan is ingrijpen plicht, wie ook de
bestuurders of regeerders zijn. Men kan zich bij dit alles er
niet afmaken met den dooddoener, dat de arbeidersklasse
voor deze gemeenschap niets gevoelt, omdat zij niet in den
waren zin een gemeenschap is. Wij leven nu eenmaal samen,
in één staats- of gemeenteverband, en ook de meest gewone
proletariër moet zijn belastingpenningen offeren van zijn
schrale verdiensten. Van het inflatie-gevaar dat intusschen