1 AUGUSTUS 1924.
705
niet denkbeeldig is! zij nu maar gezwegen; het is meer
dan bekend."
En onder den titel: „Moet de steunregeling blijven?"
werd van deskundige zijde aan „Het Volk" o. m. geschreven,
dat men zich met hand en tand moet verzetten tegen steun
regelingen in welken vorm ook, om het klaploopen der
ongeorganiseerden te doen ophouden en eene deugdelijke
werkloosheids-verzekering te verkrijgen. De leuze moet volgens
dien deskundige zijn„Terug naar de werkloosheids-verze
kering, doch beter dan nu het geval is."
De heer SCHRAUWEN merkt, in verband met de door
den heer P e 1 s t e r aangehaalde passages uit de encycliek
„Rerum Novarum" op, dat Paus Leo XIII 35 jaren geleden
niet kon voorzien, dat deze geweldige oorlog met zijn nasleep
van ellende zou komen; wij leven thans niet in normale
tijden.
De VOORZITTER wil met een enkel woord duidelijk
maken, waarom het College voor de tweede maal komt met
het voorstel tot stopzetting van de steunregeling. Toen den
vorigen keer reeds bij den aanvang van de vergadering door
11 leden een motie op papier was gezet om de steunregeling
voort te zetten, was elke strijd daartegen natuurlijk nutteloos.
Nadien is het College al dadelijk gebleken, dat hier van
crisis of malaise niet meer gesproken kan wordenbij uit
voering kwam bijna niemand meer voor steun in aanmerking.
Dat het niet meer zoo erg is, blijkt o. a. ook uit de geringe
belangstelling op de publieke tribune, deze is bijna op nul
gedaald. Men mag zulks inderdaad als een gelukkig teeken
beschouwen. Er is nog wel een crisis in bedrijven, maar
in Breda verkeeren wij ten opzichte van de werkloosheid
in gunstige omstandigheden. Het cijfer van werkzoekenden
is thans normaal, eer lager dan normaal. Wanneer men onder
werkzoekenden steunzoekenden wil doen verstaan, dan strooit
men zand in de oogen. Er zijn den laatsten tijd maar 10