706
1 AUGUSTUS 1924.
personen gesteund behoeven te worden. En wanneer men
nu de aanhaling van den Amsterdamschen wethouder de
Miranda leest, onlangs voorkomende in het tijdschrift van
den Nederl. Werkloosheidsraad, dan vraagt men zich niet
zonder grond af: doen wij wel zoo'n groot nut met de
steunregeling te handhaven? Daarbij komt, dat, wanneer
men de steunregeling opheft de Directeur van de Arbeids
beurs heeft dat herhaaldelijk ondervonden de lui ineens
werk hebben. In Mei b. v. toen de steunregeling was stop
gezet hadden ze allemaal hun werk. Men brengt dan ook
een verkeerd element in het debat met te vragen„Waar
moeten die 10 man anders blijven; de particuliere vereeni-
gingen hebben reeds de handen vol." Het is Spr. uit per
soonlijke ondervinding gebleken, dat de Sint Vincentiusver-
eeniging het niet zoo volhandig heeft met lieden, die haar
steun inroepen, en met andere vereenigingen zal dit ook wel
het geval zijn. Onder de ingekomen adressen is er een,
waarin onware dingen worden gezegdmen beschuldigt het
College daarin van soufleeren en saboteeren. Spr. moet
daartegen ten sterkste opkomen. Ten slotte zegt Spr., dat
de Raad zelf moet weten, of hij het verslappend en verlammend
werkend instituut, dat steunregeling heet, wenscht te hand
haven, terwijl er hoegenaamd geen reden voor is.
De heer MOLL is in tegenstelling met den heer Pel ster
van oordeel, dat wij het wat de uitgaven voor de werk-
loosheidszorg betreft, dit jaar aardig geboerd hebben. Spr.
maakt zich sterk, dat, op die manier voortgaande, van het
uitgetrokken bedrag nog zal overblijven. Doch afgezien
daarvan, het doel van Spr. en de zijnen is alleen om die
menschen in het leven te houden. Spr. wenscht in dit verband
ook iets aan te halen uit de encycliek „Rerum Novarum"
en wel het volgende
„Hoe het zij, klaar zien Wij in, en allen zijn hierin één
„van gevoelen, dat spoedig en op doeltreffende wijze raad
„moet worden geschaft voor de menschen der lagere klasse,