1 AUGUSTUS 1924. 709 zeggen; Wij hebben niet getrokken van de steunregeling. De steunverleening is dan ook inderdaad niets anders geworden dan een armenbedeeling. De aanslag op het belastingbiljet is voor 20 °/o een aalmoes. Spr. past er voor, dat de belasting niets anders wordt dan gedwongen liefdadigheid. De heer PELSTER komt op tegen de bewering van den heer Moll, als zoude hij een tegenstander zijn van werk loosheidsverzekering. Dit is niet waarde heer Moll kon dat weten. Spr. is er integendeel een groot voorstander van en is het volkomen eens met het zooeven door hem aange haalde artikel van deskundige zijde, dat, om tot een goede werkloosheidsverzekering te komen, eerst de steunregelingen moeten verdwijnen. De heer MOLL: Dat blijkt anders niet uit Uw ontwerp- steunregeling De heer KORTEWEG vraagt, wat het College van plan is te doen na de stopzetting van de steunregeling. De VOORZITTER: Er zijn geen steuntrekkenden meer De heer KORTEWEGOch komIk vind het geen Christelijk beginsel om jonge arbeiders en /feudou um duqui/ naar de armbesturen te zendener moet om hen te steunen een gemeentelijke kas zijn. Spr. zal dan ook tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. De heer HAALMAN zou na het uitnemend betoog van den heer Moll niet meer het woord hebben gevraagd, ware het niet, dat hier zooeven was gezegd, dat de steunverleening is ontaard in een armenbedeeling. Spr. moet daartegen ten krachtigste protesteeren. Aan het citaat van den heer P e 1 s t e r uit de encycliek „Rerum Novarum'hecht Spr. voor het tegenwoordige geen waardehet werkloosheidsvraagstuk had

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 709