712
1 AUGUSTUS 1924.
De heer SPEYART VAN WOERDEN, zijn betoog
vervolgende, deelt mede, dat er dezen morgen nog slechts
9 personen waren, die onder de steunregeling vielen. Wanneer
het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot stopzetting
mocht worden afgewezen, dan zal hier een uitzonderings
toestand worden geschapen ten behoeve van een bevoorrechte
categorie.
De heer SCHRAUWEN begint met er den heer Speyart
van W o e r d e n een verwijt van te maken, dat deze iets
heeft geciteerd, dat op een andere plaats betrekking heeft.
In de tweede plaats wijst Spr. er op, dat de werkloozen in
de sigarenindustrie zijn afgevoerd naar andere bedrijven.
Hetzelfde is geschied met die in het steenhouwersbedrijf.
Men heeft hier dus wel crisiswerkloozen, maar zij zijn met
opzet weggewerkt.
De heer KLUFT merkt op, dat als er geen of weinig
personen zijn, die voor steunverleening in aanmerking komen,
er ook geen financieel bezwaar tegen kan zijn om de steun
regeling voort te zetten. Spr. weet uit ervaring, dat het een
heele toer is om een man van boven de 50 jaar aan werk
te helpen. Al zijn er dan ook op het oogenblik maar 9
steuntrekkenden, dan vindt Spr. het toch juist om hen niet
naar de armbesturen te zenden, doch de steunregeling in
stand te houden. Het spijt Spr. altijd te moeten hooren over
bezuiniging op de uitgaven, de werkloosheidszorg betreffende,
en niet met betrekking tot andere zaken.
De VOORZITTER wenscht, hoewel spreken hier niet
veel meer zal helpen, daar vele leden hun stem alreeds
schijnen te hebben vastgelegd door een compromis of anders
zins, toch nog een enkele opmerking te maken. De heer
Haaiman heeft door Spr. uit zijn tent geloktduidelijk
verklaard, dat, al ware er weinig of geen werkloozen, de
steunregeling toch gehandhaafd moet blijven. Dit is van