1 AUGUSTUS 1924.
713
's heeren Haalman's socialistisch standpunt misschien te be
grijpen, alhoewel dat standpunt zelfs door de socialisten meer
en meer wordt verlaten (getuige de houding van den heer
de Miranda). De heer Meyer de Vries b. v. zegt in
het periodiek der socialistische gemeenteraadsleden, dat hij
gemeentelijke steunverleening den minst wenschelijken vorm
vindt van werkloozenzorg. Nu kan het evenwel zijn, dat
men door omstandigheden gedwongen wordt dien vorm te
nemen, doch in geen geval wanneer het niet hoogst noodig
is. Wanneer wij dan ook nu de steunregeling niet afschaffen,
dan zal ze blijven bestaan. De beslissing van heden is daarom
zoo belangrijk, omdat daarmede wordt uitgemaakt, of de
steunregeling permanent zal zijn. Maar, indien men een
zoodanige regeling in het leven wenscht te roepen, dan dient
zij ook te gelden voor alle mogelijke categorieën en niet
voor één bevoorrechte groep.
De heer VAN LUIJTELAAR stelt er prijs op, naar
aanleiding van den aanhef van de rede des Voorzitters, even
te verklaren, dat hij zich nooit door een compromis of
anderszins laat binden en zich steeds het recht voorbehoudt
naar eer en geweten te stemmen.
De VOORZITTER De motie der elf van den vorigen
keer is met die verklaring niet in overeenstemming
De heer KLUFT merkt nog op, dat, als de Directeur van
de Arbeidsbeurs, bij wijze van spreken, morgen tegen die
9 menschen zegt, dat hij werk voor hen heeft, de zaak dan
is afgeloopen.
De heer MOLL vraagt, of, indien het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders wordt verworpen, dan zijn voorstel
daarmede stilzwijgend wordt geacht te zijn aangenomen,