1 AUGUSTUS 1924. 717 „Zooals Uwen Raad bekend is, zijn onzerzijds sinds ge- „ruimen tijd ononderbroken pogingen in het werk gesteld „om het bestuur van het Begijnhof, die dezen voor een „gedeelte voor den bouw van een zwakzinnigenschool wilde „bestemmen, in de gelegenheid te stellen den bouw te doen „plaats hebben met behoud van dien vooral uit historisch „oogpunt, doch ook uit hoofde van zijn aspect merkwaardigen „Hof. „Om het bestuur van het Begijnhof van den bouw aldaar „af te houden, meenden wij, de algemeene gezindheid te „dien opzichte van den Raad kennend, eenige aanbiedingen „te kunnen doen in zake de verstrekking van grond elders „en flnancieelen steun bij den bouw van de zwakzinnigen- „school, waarvan het groote nut in het oog werd gehouden, „terwijl ook de overneming van het Begijnhof door de ge- „meente onderwerp van de besprekingen en berekeningen „is geweest. „Toen eene oplossing langs dien weg niet kon worden „verkregen, zijn wij te rade gegaan of hetgeen reeds „eerder was bezien de verlangens der gemeente aldus „waren te beperken, dat het in de vorige eeuw in gelijken „trant aangebouwde nieuwe Hof voor den bouw zoude „worden benut. Gaarne zagen wij die beperking niet, doch „wij meenden, dat eigendomsrechten zooveel doenlijk moesten „worden ontzien en maakten uit de houding van Uw Raad „op, dat zij ook in dat College aanvaardbaar werd geacht. „Het was intusschen gebleken, dat plannen in dien geest „het aanzien van het Oude Hof en de bestaande gebouwen „aldaar in gevaar zouden brengen, indien van den Stads- „kweektuin in het Valkenberg niet een gedeelte voor den „bouw zou worden afgestaan. Tal van pogingen en onder- „handelingen, om in het daardoor ontstaand gemis van den „reeds spaarzamen grond in den Stadskweektuin te voorzien „door verkrijging van grond in de omgeving, faalden, totdat „meer hoop ontstond bij besprekingen met het Rijk om een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 717