1 AUGUSTUS 1924.
719
„bijgaande teekening in rood aangeduid voor f 6.
„per M2. onder bepaling, dat op het verkochte tot
„op een afstand van 12 meter van de achterzijde
„van het belastingkantoor geen gebouw mag worden
„gesticht, waarvan de dakgoot hooger is geplaatst
„dan 11 meter boven den grond en dat van het op
„het verkochte terrein gestichte gebouw de muur
„aan de zijde tegenover het belastingkantoor wit
„moet worden gekleurd en onderhouden."
De heer COHEN stelt voor, de behandeling van dit punt
aan te houden totdat een beslissing is genomen op het in
gezonden bezwaarschrift tegen de plaatsing van het Begijnhof
op de lijst der monumentenverordening, omdat deze zaak
door die beslissing in een ander stadium zou kunnen komen.
De VOORZITTER zegt, dat het in verband met de te
nemen beslissing op bedoeld bezwaarschrift juist wenschelijk
is om deze zaak thans af te doen, ten einde vertroebeling
te voorkomen. Men moet n. 1. bij de beoordeeling van het
bezwaarschrift den schoolfactor kunnen uitschakelen en komt
derhalve zuiverder voor de zaak te staan door deze oplossing
te aanvaarden.
De heer KORTEWEG merkt op, dat, wanneer er indertijd
geen monumentenverordening was gemaakt, het bestuur van
het Begijnhof de school op eigen grond had kunnen bouwen,
Het geval kan zich nu echter voordoen, dat het Begijnhof
van de lijst van monumenten wordt geschrapt en dan kan
het bestuur de school nog op eigen terrein bouwen. Spr.
zou in verband hiermede willen voorstellen de behandeling
van dit voorstel aan te houden.
De heer SPEYART VAN WOERDEN wijst er op, dat
men goed onderscheid moet maken tusschen het koopcontract
en het besluiten tot verkoop. De Raad heeft zich thans