22 FEBRUARI 1924. 71 De VOORZITTER komt op tegen de bewering van den heer Korteweg, dat Burgemeester en Wethouders de gelijkstelling niet zouden waardeeren en geen boventallige leerkrachten zouden willen vergoeden. Het gaat hier alleen om den maatstaf, welke bij de berekening moet worden aangelegd. Als maatstaf geldt het aantal leerlingen per on derwijzer, welk standpunt algemeen wordt gedeeld. Waar het hier echter een kwestieus punt betreft, behoort men de uitspraak in hoogste instantie af te wachten. Burgemeester en Wethouders wenschen aan de schoolbesturen ook te geven wat hun rechtens toekomt en daarom willen zij weten, hoe de wet moet worden toegepast. Thans doet zich de gele genheid voor, hieromtrent eene beslissing in hoogste instantie uit te lokken, welke gelegenheid men niet mag laten voor bijgaan. De financiëele kwestie is niet alleen voor de school besturen maar ook voor de gemeente van belang. De heer van Luijtelaar beroept zich op verstrekte in lichtingen. Zij zijn Spr. niet bekend. In geen geval zijn die inlichtingen officieel verstrekt, doch hoe het ook zij, het gaat niet aan met een foutieve interpretatie door te gaan. Dat zou ook niet wel mogelijk zijn, omdat de vergoeding geldt voor een bepaald jaar en ieder jaar opnieuw moet worden aangevraagd en opnieuw onder de oogen moet worden gezien. Spr. heeft in den breede uiteengezet hoe volgens de algemeen geldende interpretatie het artikel wordt toegepast en welke nieuwe gezichtspunten zich na October hebben voorgedaan. Het heeft hem bevreemd, dat geen der leden daarop is ingegaan en dat ook de schoolbesturen dit twist punt onaangeroerd hebben gelaten. Thans wenschen Bur gemeester en Wethouders alleen, dat de administratieve rechter in hoogste instantie over dit geschil uitspraak doet. De heer VAN LUIJTELAAR wijst nog op eene zinsnede in het advies van den Hoofdinspecteur, waarin hij zegt, dat eene andere uitlegging dan de schoolbesturen wenschen z. i. rechtens aan het artikel niet kan worden gegeven. Spr.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 71