750 29 AUGUSTUS 1924. „behandeling van het voorstel niet ten volle zijn overzien. „Immers, ten opzichte van de werklieden, die de uitkeering „ontvangen, wordt eerst wanneer zij aan inkomsten uit eigen „arbeid en uitkeering te zamen meer inkomen hebben dan „hun laatstgenoten loon in dienst der gemeente bedroeg, „hetgeen zij alsdan meer zouden genieten in mindering van „de uitkeering gebracht. „Werd deze voorwaarde ook op het geval Röthig toe- gepast, dan zou ook hij in aanmerking komen voor een „uitkeering. Zijn laatstgenoten loon bedroeg namelijk f 1241. „per jaar. De inkomsten uit eigen arbeid (in dit geval zijn „pensioen ad f 600. en uitkeering (f 372.30) zouden te „zamen derhalve nog niet de hoogte bereiken van zijn „laatstgenoten loon. „Wij kunnen ons dan ook vereenigen met het verzoek „van adressant om in aanmerking te mogen komen voor een „uitkeering en wij hebben derhalve de eer U voor te stellen, „alsnog aan F. W. R. R t h i g een levenslange uitkeering ad „30 van zijn laatstgenoten loon toe te kennen onder dezelfde „voorwaarden, waaronder ook de vijf andere, hierbedoelde, „werklieden een levenslange uitkeering genieten." De heer SCHRAUWEN brengt in herinnering, dat hij laatst bij de regeling van de afvloeiing van personeel van de Gasfabriek het voorstel heeft gedaan om rekening te houden met het rijkspensioen, dat deze man reeds geniet. Het komt Spr. dan ook niet redelijk voor om in dit geval een volle uitkeering te geven. Een tegemoetkoming van f 200.— ware voldoende; de man zou dan zeker niet achter gesteld worden bij de anderen. De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethou ders de redelijkheid meenden te betrachten, door den Raad voor te stellen, dezen man evenals de anderen te behandelen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 750