29 AUGUSTUS 1924. 753 13. Afwijzend prae-advies van Burgemeester en Wethou ders op het adres van het bestuur van den Nederlandschen Bond van werklieden in overheidsdienst, in zake de uitkeering van ziekengeld aan den ontslagen los-werkman bij de Gas fabriek V e rmeer en. De heer COHEN kan zich met dit prae-advies niet ver eenigen. Vermeeren is zeer onbillijk behandeld; art. 30 sub 2 van het W. R. is niet op hem toegepast en zulks, terwijl het Burgemeester en Wethouders bekend was, dat hij langer dan 52 weken in dienst der gemeente is werkzaam geweest. Men had hem dus 30 weken ziekengeld moeten uitbetalen, maar, er is meer. Wanneer deze man niet in Februari ontslagen was geworden, doch in Mei, dan had hij evenals die andere losse werklieden een levenslange uit keering ontvangen; nu is hij ook daarvan verstoken. Spr. dringt er bij den Raad op aan, het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet aan te nemen. De heer HAALMAN sluit zich aan bij de woorden van den heer Cohen. Spr. is het er mede eens, dat Vermeeren zeer onbillijk behandeld is. Het is volkomen juist, dat, wan neer de man niet ziek geworden was, hij op dezelfde wijze behandeld zou zijn geworden als de andere ontslagen losse werklieden. Het is derhalve noodzakelijk in deze de billijkheid te betrachten en Vermeeren te geven, waarop hij naar Spr.'s meening recht heeft. De heer KORTEWEG vraagt, of Vermeeren, waüneer hij niet ziek geworden was, evenals die andere menschen tot Mei in dienst gehouden zou zijn; zoo ja, dan heeft hij recht op een zelfde behandeling. Is hij echter als zijnde overcompleet ontslagen, dan is het iets anders. De heer PELSTER zegt, dat de eigenlijke kwestie, waar om het hier gaat, het ziekengeld is. Spr. kan niet inzien,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 753