766 29 AUGUSTUS 1924. „samengesteld door C. C. A. Juten, R. K. pr. en kapelaan, „redacteur van „Taxandria". „Men leze in het bijzonder de Inleiding van dit werk, „waarin o. a. dit voorkomt: „Ruim zes eeuwen reeds heeft het Bredasche Begijnhof „zich in deze stad weten te handhaven en is het trots alle „stormen blijven bestaannaast God, Die in al die jaren „zijn rijksten zegen over deze vrome zusterschaar heeft uit gestort, heeft het dit te danken aan de edelmoedige be scherming der Prinsen van Oranje, die als erfgenamen en „opvolgers van Graaf Hendrik III van Nassau in de Stad „en de Baronie van Breda nooit diens plechtige belofte „hebben vergeten. En bij het bezoek, dat onze geëerbiedigde „Koningin met Haren Gemaal 3 Juli 1905 bracht aan het „Begijnhof, bij gelegenheid van de plechtige onthulling van „het Nassau-gedenkteeken aan den ingang van het Valken berg, heeft Deze zeker de dankbaarheid kunnen lezen in „de van vreugde stralende oogen der Begijntjes. En volle „recht hadden dezen om in groote letters aan de binnenzijde „der poort de Koningin toe te roepen: „Hulde en dank van het Begijnhof „Aan zijne eeuwenoude beschermers „Het Doorluchtige Huis van Oranje." „Als aan het Begijnhof geen historische herinneringen zijn „verbonden, waaraan dan wel! „Alleen kan de vraag gesteld worden, of dat gedeelte van „Het Begijnhof", dat het „Nieuwe Hof" wordt genoemd, „niet bij de plaatsing op de lijst uitgezonderd kan worden „met het oog op de plannen tot stichting daar ter plaatse „van een school voor achterlijke kinderen. De commissie „beantwoordt deze vraag unaniem en met groote beslistheid „ontkennend. Niet, omdat de commissie ook aan het z. g. „Nieuwe Hof een zoo groote beteekenis toekent, dat zij „nimmer zou kunnen besluiten tot het verdwijnen daarvan „mede te werken. De commissie toch is van meening, dat ofschoon het Nieuwe Hof zoozeer en zoolang tot „Het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 766