29 AUGUSTUS 1924. 771 dasche commissie alleen tot hetgeen de bezoeker der stad van den openbaren weg af gadeslaat, zoo besloot die com missie op haar tweede vergadering te Breda gehouden. Mijnheer de Voorzitter, dus is het Begijnhof wederrechtelijk op de lijst geplaatst. Zeggen Burgemeester en Wethouders, dat het Begijnhof op de lijst is geplaatst, omdat het publiek er mag komen, dan antwoord ik: dus omdat de eigenaren zoo goed zijn hun hof voor bezoekers open te stellen, worden ze daarvoor beboet of beloond met een soort onteigening, n. 1. de plaatsing op de monumentenlijst, en dus dwingen Burge meester en Wethouders de eigenaren om het Begijnhof af te sluiten; dan is het Begijnhof vrij van de monumentenbe moeiing. Het Begijnhof is steeds van de openbare straat afgesloten het is particulier terrein, waarop de toegang voor het publiek ten allen tijde kan geweigerd worden, en de toegang zal geweigerd worden, indien het hof op de lijst zou blijven geplaatst; dat weet ik uit goede bron. Het staat ook ver meld in het bezwaarschrift. Dit bezwaarschrift is overigens goed gedocumenteerd. Het jaarverslag der Provinciale Monumentencommissie voor Noord-Brabant schrijft: „Ook komt het ons voor, dat een huis, als het tot monu ment wordt verklaard, in waarde stijgt (de eigenaars denken er blijkens hun bezwaarschriften anders over) maar dat, in tegendeel het Begijnhof i. g. als het in zijn geheel onder de nieuwe monumenten-verordening valt, voor de eigenaars waardeloos wordt. Immers het getal Begijnen vermindert sterk en als men die huisjes moet gaan „verhuren", zal de opbrengst lang niet de onderhoudskosten dekken dezer oude woningen. Daarom is het wel sterk, om zóó diep te willen ingrijpen in het privaat-eigendomsrecht der bezitters van dit dure pand." Waarom mag men met het Begijnhof niet doen, wat het Rijk zelf deed toen het 't oude Kasteel van Breda ombouwde

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 771