129 AUGUSTUS 1924. met de behandeling der ingestelde beroepen. Bij de behandeling der monumentenverordening had ik een amendement op art. 3 gereed, strekkende om aan dat artikel toe te voegen een tweede lid inhoudende dat de Raad, zooals ook in art. 6 is bepaald, binnen 6 weken beslist nadat het bezwaarschrift is ingediend. Ik heb dit amendement niet ingediend, omdat ik vreesde, dat bij de opgewonden stemming, waartoe deze verordening aanleiding gaf, en die juist gelukkig wat was bedaard, dit voorstel weer de gemoederen warm zou maken. Ik dacht ook, dat de tijd tusschen het appèl en de be handeling ervan niet lang kon zijn, omdat ik aannam, dat alvorens een gebouw op de lijst te plaatsen, deze plaatsing behoorlijk gewikt en gewogen zou zijn, zoodat werd be roep aangeteekend tegenover de argumenten van het bezwaarschrift slechts de motieven, die tot plaatsing hadden geleid, behoefden te worden gesteld. Intusschen heb ik later den indruk gekregen, dat ik goed heb gedaan met dit amen dement niet in te dienen, en wel omdat daardoor dit lange tijdsverloop mogelijk is geworden. Dit lange tijdsverloop is geen onwelwillendheid tegenover appellanten geweest, inte gendeel, dit lange tijdsverloop is een aaneenschakeling geweest van onderhandelingen en besprekingen, waarbij telkens ge tracht werd de totstandkoming der St. Rozaschool in over eenstemming met de verlangens der appellanten, maar daar naast met behoud van zooveel mogelijk Beggijnhof te verzekeren en ieder, die een weinig op de hoogte is met het tempo van verloop van onderhandelingen met het Rijk welke onder handelingen voor de ten slotte gevonden oplossing noodig waren moet wel overtuigd zijn van de groote doortas tendheid waarmede het gemeentebestuur in deze moet zijn opgetreden om die onderhandelingen in zóó korten tijd tot een goed einde te brengen. Nu is het waar, dat de St. Rozaschool geen factor was, 1 die op de appèlbeslissing van invloed mocht zijn, beslissend is alleen, of het Beggijnhof valt binnen de in art. 1 der ver ordening gestelde grenzen. Doch niettemin is door U, Mijn-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 777