29 AUGUSTUS 1924. Mijnheer de Voorzitter, met onze kathedraal en met ons kasteel van Breda zoude ik geen derde plaats kunnen noe men, die rijker is aan historische herinneringen dan ons Beggijnhof. Is het Cartularium van Pastoor Juten hun onbekend, grootendeels samengesteld uit het archief van de meesteres van dat Hof? Laat ik hier een beknopt overzicht dier historische herin neringen geven. Het tegenwoordige Beggijnhof bestaat sinds 1535, doch is de onmiddellijke voortzetting van het Oude Hof aan net Kasteelplein, van waar de oude historische herinneringen bij de overhuizing in 1535 medegingen. Dit eerste Hof werd volgens een oude kroniek in 1240 door Godfried van Breda gesticht, een luttel aantal jaren scheidt het van zijn 7e. eeuwfeest. In 1267 schonk Hendrik, Heer van Breda, den Beggijnen den grond, waarop hun Hof stond, in vollen eigendom en eindigde zijn gunstbrief met deze woorden: „Wij willen ook dat al't gene aldaar verders „zal worden gebouwt en opgerecht daar ter plaatse zal moeten „blijven tot gebruik en nuttigheid der opvolgende Bagijnen." In 1350 werd dit Beggijnhof, waar in 1291 reeds een kerk op stond, door Jan van Polanen binnen de omwalling der stad betrokken. Voorbeeldig was het leven der Beggijnen en het gesticht verheugde zich in de bijzondere achting van het geheele land van Breda. Pastoor Juten citeert in zijn meergenoemd werk de lofspraak van Rijckels „Breda had van oudsher een vermaard Beggijnhof, dat haar ten allen tijde tot luister verstrekte. Werd ooit in deze hoven pracht, weelde, valsche geloften, menschelijk opzicht of het jagen naar aardschen roem en lof verbannen, dan voorzeker wordt aan dat alles verzaakt in Breda's Beggijnhof". In 1531 wilde Hendrik III, Graaf van Nassau en Heer van Breda, zijn kasteel vergrooten, waarbij het oude Hof hem in den weg stond en bij belegering gevaar opleverde. Met goedvinden van den Bisschop van Luik werd toen een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 781