29 AUGUSTUS 1924. 1637 weer te verliezen, toen Breda, en nu voor goed, Staatsch werd door de verovering door Frederik Hendrik. Doch ook deze volgde het voorbeeld van Maurits, ook hij hield de belofte van Hendrik III en verklaarde, dat het ge- heele Beggijnhof met alle daar wonende personen onder zijne bescherming geplaatst was. En zoo is het voortbestaan van het Beggijnhof verzekerd gebleven, wat voor Breda van onberekenbaar belang is geweest. Want in het Cartularium lezen wij, dat de priesters, welke in die stad de herderlijke functiën uitoefenden, op het Hof een veilige schuilplaats vonden, waar zij onder de bescherming van de Prinsen mochten wonen. Mijnheer de Voorzitter, is het noodig in den breede uit een te zetten, van welken onberekenbaren invloed het is geweest, dat in dien tijd, toen den Katholieken de openbare godsdienstuitoefening verboden was en overal de priesters zich aan de grootste gevaren blootstelden bij het uitoefenen hunner functiën, Breda binnen zijn muren priesters had, die daar onder de bescherming der Oranje's op het Hof vrij wonen mochten, wien het weliswaar niet vrijstond buiten het Hof hun bediening uit te oefenen, doch die door hun geoorloofd verblijf in een bevoorrechte -positie verkeerden om dit in het geheim te doen, en zoo hebben de Bredasche Katholieken in die dagen van druk, dank zij de aanwezigheid van het Hof, dank zij de gunst der Oranje's, toch hun ziel zorgers bij zich gehad, hun Mis gehoord, hun kinderen ge doopt en onderwezen in den godsdienst, hun huwelijken ingezegend en op hun sterfbed de genademiddelen der Kerk gehad, en is het voortbestaan van Breda als Katholieke stad voor een wellicht niet gering deel aan dit Hof te danken. Wil ik daarmede nu zeggen, dat het speciaal voor een Katholiek belangrijke historische herinneringen zijn? In het minst niet; wanneer ik deze feiten hier in dezen Raad ver meld, vermeld ik ze objectief als zuivere historische ge beurtenissen, die ten deele hun invloed nog heden ten dage gelden doen en ik vermeld die hier objectief, zooals die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 783