794 29 AUGUSTUS 1924. vaardigden wensch in en buiten Breda deze plek voor ónzë stad ongeschonden te behouden. Aan Uw Raad is thans de beslissing. De heer MOLL was niet voornemens over deze kwestie het woord te voeren, ware het niet, dat de heer Appelboom hem bij interruptie had toegeroepen, dat de eigenaar van het Begijnhof de baas over hem is. Spr. laat zich dat niet zeggen; er speelt niemand de baas over hem. Voorts erkent Spr., dat de besprekingen omtrent deze aangelegenheid in het College unaniem hebben plaats gehad. Spr- is pas afge vallen bij de vaststelling van de monumentenlijst dit wil Spr. hier even vastleggen, omdat de Voorzitter het tijdstip van zijn afval niet heeft genoemd hij had alleen het oude gedeelte van den hof daarop willen plaatsen. Thans is inge volge het advies der monumentencommissie ook de nieuwe hof daarop gebracht; men ging daarbij van de volgende redeneering uit: wanneer het bezwaarschrift komt, dan kan de nieuwe hof van de lijst worden afgevoerd. Achteraf is Spr. blij, daaraan niet medewerkt te hebben. Spr. was toen ook nog niet bekend met het verslag der provinciale com missie; later heeft hij dit verslag herhaalde malen met den heer Pel ster besproken, i. h. b. de stelling, welke daarin verkondigd wordt, n. 1. dat slechts datgene op de lijst mag worden gebracht, hetwelk de vreemdeling van buiten kan gadeslaan. Wanneer dit niet aldus moet worden opgevat, dan begrijpt Spr. niet, dat daar niet tegen geschreven is. Het feit, dat zulks niet is gebeurd, geeft aan die opvatting een schijn van waarheid. Spr. zal er dan ook niet toe me dewerken om het Begijnhof op de lijst te houden. Ten slotte wenscht Spr. hier nog mede te deelen, dat hij eerst 8 dagen geleden in de gelegenheid is gesteld kennis te nemen van de ingekomen bezwaarschriften; al dien tijd te voren had de heer P e 1 s t e r ze onder zijn berusting gehouden. Nu de Voorzitter Spr. heeft verweten in twee colleges zit ting te hebben gehad, wil Spr. hier ook ronduit verklaren,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 794