De heer HAALMAN protesteert tegen deze voorstelling van zaken. Spr. heeft tegen den grondverkoop gestemd om bij de behandeling van het bezwaarschrift geheel vrij te staan. De heer APPELBOOM verklaart nog, dat hij de uitla ting, welke hij tegenover den heer Moll heeft gebezigd, n. 1. dat de eigenaar van het Begijnhof de baas over hem is, niet bedoeld heeft als een beleediging, integendeel, Spr. had gedacht, dat de heer Moll daarmede vereerd zou zijn. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om het Begijnhof op de monumentenlijst te hand haven, wordt daarop in stemming gebracht en ver worpen met 12 tegen 7 stemmen. Tegen: de heeren Kluft, Korteweg, Moll, Schrau- wen, Neve, Van Luijtelaar, Elich, Loomans, Haaiman, Cohen, Van Groenendael en Bogmans. Voor: de heeren Pelster, Appelboom, Hornix, Cerutti, Van Werkhooven, Feber en Speyart van Woerden. De VOORZITTER vraagt, of men nog discussie wenscht over de andere bezwaarschriften. De heer CERUTTI zegt, dat uit het debat is gebleken, dat het grootste bezwaar tegen het plaatsen op de lijst is: het aantasten van het eigendomsrecht. In verband hiermede wil Spr. even in herinnering brengen, dat nog onlangs een verzoek van Eugène van Gooi, om de winkelpui van zijn pand aan de Veemarkt, waarop een bouwverbod rust, te mogen verbouwen, door den Raad is afgewezen, hoewel dat toch ook een aantasten van het eigendomsrecht was. Op grond van het thans gevallen besluit, zal Spr. uit een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 799