816 2 SEPTEMBER 1924. een van die twee dagen vaststellen, dan zouden de slagers, hoe gaarne zij ook hunne medewerking willen verleenen, hiervoor niet in de gelegenheid zijn dan met veel ongerief en onkosten, daar van de hier ter stede en naaste omgeving gevestigde slagers, circa 90 in getal, nog geen 5 hunne inkoopen zouden kunnen doen, daar voor de goede regeling van hun bedrijf meestal de inkoopen vóór Donderdag zijn geschied. Daarom zou ik in overweging willen geven, den marktdag te bepalen op Maandag en wel om de volgende redenenten eerste zouden de slagers in de gelegenheid gesteld worden hun benoodigd vee aan te koopenten tweede is de Maandag de dag, die het minst in conflict komt met de twee marktdagen, die te Rotterdam worden gehouden en in de derde plaats zou het vee, dat op dien dag hier niet verkocht zou worden, Dinsdag naar Rotterdam of Woensdag naar den Bosch vervoerd kunnen worden. Wat betreft het samenvallen van een veemarktdag met de gewone Vrijdagsche markt, daar zie ik voor mij het groote voordeel niet van in, daar de tijden voorbij zijn, dat een boer bij het ter markt brengen van zijn vee met vrouw en kinderen ter markt komt om dan tegelijkertijd in de behoeften van zijn gezin te voorzien. Kon het samenvallen zonder afbreuk te doen aan een grooteren factor n. m. de inkoopen der slagers, dan was daar zeker niets tegen, maar mij dunkt, dat het tweede argument zwaarder weegt dan het eerste. Wat de kosten betreft, Mijnheer de Voorzitter, is mijne meening, dat, daar wij in een tijd van bezuiniging leven, voorloopig alle overtollige luxe achterwege moet blijven, doch dat er ook niet op gezien mag worden om de zaak ineens flink aan te pakken. Want het zou jammer zijn, als door het te primitief in te richten, om daardoor eenige kos ten te besparen, de markt zou mislukken. Dat bij het slagen van een goed rendeerende veemarkt dit een bron van in komsten en welvaart voor Breda zal zijn, behoef ik hier zeker niet te verklaren. Daarom, Mijnheer de Voorzitter,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 816