2 SEPTEMBER 1924.
voor- of tegenstander was. Spr. heeft daarop geantwoord:
„Voorstander, maar ik onderschat de daaraan verbonden
bezwaren niet."
Wanneer men het rapport en de notulen van de veemarkt
commissie doorgelezen heeft, moet men er zijn groote ver
wondering over uitspreken, dat men ten slotte als marktdag
den Vrijdag heeft gekozen. Het wil Spr. voorkomen, dat
dit de meest ongeschikte dag is. Spr. herhaalt, dat hij in
principe is voor de totstandkoming van een veemarkt. Een
zoodanige markt, mits goed geoutilleerd, acht Spr. van groot
belang voor de geheele gemeente, maar er hangt ontzaglijk
veel af van den dag, waarop zij wordt gehouden. Wanneer
n. 1. later blijkt, dat dien dag niet goed is gekozen, dan is
daarin moeilijk meer verandering te brengen en is de kans
groot, dat de markt tot mislukking gedoemd is. Spr. moet
dan ook de keuze van den Vrijdag ten sterkste ontraden.
Met die keuze hangt ook ten nauwste samen het antwoord
op de vraag: wat zal onze veemarkt worden, een handels-
of een slachtmarkt? Is het laatste het geval, dan is de Vrijdag
absoluut verkeerd gekozen, omdat men hier in Brabant
uitgezonderd enkele grossiers slechts kleine slachtbedrijven
heeft, die wekelijks maar een paar beesten slachten en dan
nog meestal in de eerste helft der week. Een tweede be
zwaar ligt in de kwestie vanwaar het vee ter markt zal
komen. Men zal hier geen vee krijgen, dat gemakkelijk naar
Rotterdam of Den Bosch kan worden vervoerd, maar wel
vee van plaatsen ten Zuiden van Breda gelegen, dus uit de
zandstreken. Deze meening is niet maar losweg uitgesproken,
doch is gegrond op de notulen der veemarktcommissie, vol
gens welke een der leden, die de boeren uit den omtrek
van Oosterhout gepolst heeft, verklaarde, dat hem daarbij
gebleken is, dat zij, zoolang de booten op Den Bosch blijven
varen, in geen geval naar de Bredasche markt zullen komen.
Die trek naar Den Bosch zal niet dan geleidelijk kunnen
veranderen. Een veemarkt stampt men nu eenmaal niet uit
den grond; zij moet gaandeweg groeien en daarvoor moet