li 27 SEPTEMBER 1924 9. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, houdende mededeeling, dat het raadsbesluit van 29 Augustus j. 1., waarbij het Begijnhof van de monumentenlijst is afgevoerd, bij Koninklijk besluit van 10 September 1924, no. 29, is geschorst tot 1 April 1925. De heer VAN LUIJTELAAR zegt het volgende: In de vorige raadsvergadering heb ik bij de behandeling der bezwaarschriften tegen plaatsing op de monumentenlijst letterlijk het volgende gezegd „Indien wij de voorafgaande beschouwing van het advies „van de Bredasche monumentencommissie aandachtig lezen, „komt men haast tot de conclusie, als aanneming van deze „verordening tot zulke consequenties leidt, dan ware het „beter een voorstel in te dienen om deze verordening tot „instandhouding van monumenten weer in te trekken." Wij meenen, dat het oogenblik daartoe thans is aange broken. Ten le omdat het niet waar is, wat in bovenbedoelde voorafgaande beschouwing staat vermeld„Directen last zal door plaatsing op de lijst niemand onder vinden." Ten 2e omdat wij meenen, dat het Begijnhof, dat van den openbaren weg niet te zien is, in de toekomst zal gesloten worden, als dit wederrechtelijk op de lijst wordt geplaatst. Ten 3 e omdat het verleden en heden ons voldoende waar borgen bieden, dat het aspect van den Ouden Hof zal bewaard blijven. Ten 4e omdat wij mede willen zorgen, dat het Begijnhof voor nu en later zal toegankelijk blijven. Ten 5e omdat een raadsbesluit na ernstige overweging en beraadslaging genomen, door de meerderheid van den Raad moet verdedigd worden, daar onjuiste voorlichting o. i. oorzaak zijn van de schorsing van dit besluit.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 837