22 FEBRUARI 1924.
83
Wat nu de bezwaren betreft, dat de boeren van buiten
de stad des Zaterdags te weinig en des Zondag te veel
melk zullen hebben, zoodat hunne klanten niet bediend zouden
kunnen worden of welk de melk zou bederven. Aan dit
bezwaar, Mijnheer de Voorzitter, wordt door de melkin
richtingen tegemoet gekomen door het aanbod van des
Zaterdags het door hen te kort komende bij hen verkrijgbaar
te stellen en daarvoor de melk van Zondag terug te geven
met een kleine vergoeding voor verwerkingskosten, waardoor
het niet bedienen van hun klanten en schade voor bedorven
melk geheel wordt uitgesloten.
Wat het meerendeel der hoveniers' en slijters te dezer
stede betreft, die gaan met de desbetreffende adressen
accoord, als hun de gelegenheid wordt gegeven eenige uren
in den voormiddag bijv. van 8 tot 10 uur hunne melk aan
huis te verkoopen. Natuurlijk zal hier ook een kleine
medewerking van den kant van den consument gevorderd
worden, doch dit is met een beetje goeden wil wel te bereiken.
Het zij mij vergund, Mijnheer de Voorzitter, een klein
voorbeeld aan te voeren. Indertijd ben ik ook een ijveraar
geweest voor het verkrijgen der Zondagsrust in het slagers-
bedrijf; de eerste actie, die men hieromtrent ondernam, werd
van de zijde van het publiek als idioot beschouwd. Hoe kan
iemand in den zomer zijn vleesch Zaterdag al ontvangen-
voor den Zondag, een artikel, dat zoo spoedig aan bederf
onderhevig is! De bezwaren werden onoverkomelijk geacht
en zie, Mijnheer de Voorzitter, niet één zaak op dit gebied
is des Zondags nog open en het gaat of het van zelf spreekt
en men weet niet anders meer of het behoort zoo. Zoo zal
het ook gaan, wanneer het melkverbod wordt aangenomen.
In het eerst zal men het misschien een beetje lastig vinden,
doch na verloop van een korten tijd raakt men daar zoo
aan gewoon, dat men niet beter meer weet. Tevens zal men
daardoor de voldoening hebben, te hebben medegewerkt om
de menschen in dat bedrijf werkzaam in de gelegenheid te
hebben gesteld hun godsdienstplichten behoorlijk te kunnen