27 SEPTEMBER 1924. 843
Burgemeester en Wethouders komt hulde toe voor demoeite
daartoe aangewend.
De heer KLUFT merkt op, dat de Voorzitter zoo juist
heeft gezegd, dat de bewuste verordening ook in Spr.'s
fractie weloverwogen is. Toen de zaak in de fractie be
sproken werd, was een drietal leden, o. a. Spr., er tegen.
Hij heeft toen later voor gestemd, omdat hij dacht, dat de
school toch gebouwd zou kunnen worden.
De heer VAN SASSE VAN YSSELT wijst den heer
Kluft op de bewaring van fractie-geheimen.
De heer KLUFT protesteert voorts tegen de aanvallen,
welke in de pers op den heer Van Groenendael zijn
gedaan. Men zeide o. a., dat de heer Van Groenendael
in deze belanghebbende was en voordeel uit de zaak zou
trekkenook werd hij een minderwaardig architect genoemd.
Spr. daarentegen kent den heer Van Groenendael als
iemand, die zijn meening niet geeft voor een handjevol geld
en die ten allen tijde bereid is geheel belangeloos hulp te
verleenen. Als architect is meermalen zijn lof verkondigd,
o. a. door architect Cu ij pers. Kortom, de heer Van
Groenendael is een man, waarop Breda trotsch mag
zijn. Spr. betreurt het dan ook zeer, dat zoo iemand op een
dusdanige manier wordt aangevallen. De heer Van Groe
nendael moet zich echter maar troosten met de gedachte:
Men wordt in den regel niet door een vigelante, maar door
een mestkar overreden.
De heer COHEN merkt op, dat de Voorzitter zooeven
gezegd heeft, dat men er het College een verwijt van heeft
gemaakt, dat het de verordening heeft uitgevoerd. In verband
hiermede wil Spr. even naar voren brengen, dat hij zich
daaraan niet heeft schuldig gemaakt.